Het stellen van de diagnose atriumfibrilleren

Of er sprake is van atriumfibrilleren kan alleen worden vastgesteld door het maken van een hartfilmpje (ECG of electrocardiogram).

Of er sprake is van atriumfibrilleren kan alleen worden vastgesteld door het maken van een hartfilmpje (ECG of electrocardiogram). Wanneer het atriumfibrilleren slechts aanvalsgewijs optreedt kan een ECG (buiten zo’n aanval om) volledig normaal zijn. Het is dan ook zinvol om een 24 uurs of 48-uurs holter te laten verrichten (een langdurig ECG).

Er is een duidelijke relatie tussen leeftijd en het krijgen van atriumfibrilleren. Bij kinderen en jong volwassenen is atriumfibrilleren zeer zeldzaam. Het voorkomen wordt geschat op vijf procent boven de 65 jaar en zelfs tien procent boven de 80 jaar. Onderzoeken laten zien dat iemand van 40 jaar een kans van ongeveer een op vier heeft om ooit in zijn leven atriumfibrilleren te krijgen.

Hoewel atriumfibrilleren dus vaak voorkomt bij ouderen, hebben jongere mensen vaak meer klachten van atriumfibrilleren. Ouderen met atriumfibrilleren bemerken vaak weinig klachten. De eerste klachten ontstaan dan vaak pas als er sprake is van een stolsel, dat bijvoorbeeld naar de hersenen schiet (een embolie) waardoor zich een TIA of herseninfarct kan voordoen.